Analoog of digitaal je muziek opnemen? Uiteindelijk draait het om hoe het geluid uit de speakers komt. Of nog een stapje verder: hoe de luchttrillingen je hersenen manipuleren. Is dat niet uiteindelijk een kwestie van smaak?
Het is zeker een kwestie van smaak. En evengoed een kwestie van fysiologie. Zo hebben we allemaal andere oren. Er valt echter wel degelijk iets te zeggen over waarom de één voorkeur heeft voor een analoge opname of bewerking van geluid en de ander niet.
Dit is grotendeels een technisch verhaal. Laten we voor het gemak terugkeren naar de metafoor van een touw (zie Analoog of digitaal je muziek opnemen? Deel 1). Het analoge signaal zien we hier als één lang touw (de groef in een langspeelplaat), kronkelend als een slang geeft het de geluidsgolf weer. Het digitale signaal zien we als losse stukjes touw (de cijfers, of bits in een cd), dat stapsgewijs het signaal weer geeft.
Conversie van analoog naar digitaal en vice versa beïnvloed je muziek.
Om van een analoog signaal (touw) een digitaal signaal te maken (stukjes touw), moet het worden omgezet en vice-versa. Dit wordt AD (of DA) -conversie genoemd. Een digitaal signaal (een reeks cijfers) moet altijd eerst worden omgezet naar een analoog signaal (stroom) wil het geluid kunnen maken. Want, cijfers hebben vanzelfsprekend geen klank.
Je kan je voorstellen dat wanneer al die duizenden verschillende stukjes touw weer aan elkaar geplakt zijn, het touw er niet meer hetzelfde uit ziet als voorheen. In theorie misschien mogelijk maar in de praktijk een zeer complexe (en dure) opgave. Voor vele een reden om te kiezen voor analoge opnames, dragers en bijbehorend afspeelapparatuur (LP speler, reel to reel) en niet de CD.
Het frequentiespectrum van een digitale en analoge opname
Muziek op een CD is meestal opgenomen met een resolutie van 16 bit en een sample rate van 44 kHz. Wat betekent dit? Dat de muziek elke seconde in 44.000 stukjes gehakt wordt. 44.000 stukjes per seconde! Dan zijn die ‘knopen’ toch niet hoorbaar? Nee, waarschijnlijk niet. Vergelijk het met de pixels van een foto op een telefoon. Die zien we ook niet.
Maar de kans op slechte knopen is wel aanwezig. Voor een gewone CD wordt hierom bewust het frequentiespectrum gedegradeerd. Zo heeft men, om de ruimte op een cd zo efficiënt mogelijk te benutten, besloten alles boven de 20 Hz af te kappen. Want wat je niet hoort, dat mis je ook niet. Voor sommige ook een reden om geen cd’s te luisteren.
Dynamiek
Een veel voorkomend kritiekpunt op de geluidskwaliteit van een CD is het gebrek aan dynamiek. Zoals eerder genoemd heeft ieder stukje geluid op een CD een eigen nummer. Maar wat nou als het stukje geluid zowel harde frequenties als zachte frequenties bevat? Denk aan een registratie van een symfonieorkest, waarbij een cello hard speelt en een viool zacht.
Voor onze (analoge) oren is dat geen probleem. Temidden van een concert kunnen wij prima een ander die zacht praat verstaan. In de digitale wereld is het omzetten van hard/zacht geluid naar een getal lastig. Vergelijk het met twee mensen die door een deur willen.
Hetzelfde geld voor harde en zachte passages vlak achter elkaar. Dit probleem is verholpen door de muziek zodanig samen te persen dat het volume niveau gelijkmatig is. Vooralsnog liggen er allerlei problemen als fasefouten en interferentie storingen op de loer.
Conclusie
Kiezen voor digitale geluidsbewerking en de digitale geluidsdrager biedt veel gebruiksgemak. De weergave van de oorspronkelijke geluidsbron op een analoge geluidsdrager (dat analoog is opgenomen) is, indien goed uitgevoerd, accurater.
Moet ik nou mijn muziek digitaal of analoog opnemen? Of allebei? Bedenk wat je budget is, hoe belangrijk je de kwaliteit van het uiteindelijke geluid vindt, hoe je het aan de man wilt brengen (cd, tape, vinyl, streaming) en waar je je mee wilt identificeren. Die keuzes is voor iedereen anders.
Hopelijk is het kiezen na het lezen van deze blog-reeks wel een beetje makkelijker geworden!